Soldaten en Soldaterinnekes

ik ga terug naar de oprichting van onze carnavalsvereniging de Vuurvreters november 1971, er waren toen al de Drumknaauwers, de Soikerijteulers en de Durdraaiers. Maar voor ons jongeren van soos de Hel was er helemaal niets te zoeken bij die verenigingen. Niet omdat de gemiddelde leeftijd bij hen veel hoger lag maar omdat er tussen die verenigingen ‘n stille oorlog was.Zodoende besloten enkele jongeren van soos de Hel om zelf een vereniging te beginnen. Een aantal jongens met hun vriendinnen gaven zich hiervoor op. De jongens waren de raad van elf en de meisjes waren de dansmarietjes.

Dan moest er natuurlijk ook een vorst zijn, hiervoor waren geen kandidaten bovendien hadden ze nog maar een paar weken dan was het al carnaval. Dus werd er besloten om de voorzitter van soos de Hel te benoemen (dat was ik) tot vorst.Het clubje was compleet (p.s. een adjudant daar hadden we nog nooit van gehoord) maar zonder naam die is in het verloop van het jaar gekomen. We hadden lange zwarte blinkende zorro broeken met opzij een rode streep en lange slipjassen gehuurd bij An Bouw in de pandelaar.Hiermee zijn we op stap gegaan,als nieuwelingen en zonder ervaring gingen we bij alle clubs op bezoek. Zij allen werden onze vrienden wat toch wel eens moeilijk was.

Er werd door andere clubs uitgelegd hoe zo’n vereniging in elkaar zat, Zodoende konden wij in het verloop van dat jaar een echte vereniging oprichten.

Inmiddels was er op de berglaren in café van Boekel ook een club in oprichting de Lolbroeken. Och ja we hadden nog geen naam de Vuurvreters werd het,de reden van deze naam was niet de reden dat we geboren zijn in soos de Hel wat vele zullen denken.Een Vuurvreter is namelijk ook een onverschrokken soldaat iemand met een ijzig plichtsbesef een strijder voor de vrede, deze drie punten hebben we toen in de beginjaren ook zeer goed bewezen (ook nu nog) omdat we met alle verenigingen bevriend waren nodigde wij ze ook uit voor ons eerste vorstenbal voor onze eerste officiële vorst Cor van Sinten. Allen zijn ze bij ons op bezoek geweest, wat natuurlijk wel problemen gaf onder de andere clubs.

Er werden van alle kanten stukjes in de kranten geplaatst en op elkaars fouten gewezen, dit werd zo erg dat de burgemeester er zich mee ging bemoeien.Laat ik het dus kort houden na zo’n 100 vergaderingen in een jaar werd door alle verenigingen de handdoek in de ring geworpen.

Ikzelf werd uitgeroepen tot het zwarte schaap, waar ik altijd trots op ben geweest. Nu zul je de kop van deze brief Soldaten en Soldaterinnekes en de naam Vuurvreters ook beter begrijpen ik hoop dan ook dat we dit jaar en in de toekomst onze naam eer aan zullen blijven doen.

Groetjes Jan van Berlo.

(The black sheep).


De Mannen van toen

Van de redactie (Door Stefan van Melis)

Het gesprek met Cor I heeft niet tegelijk met die van Ad I en Peter I plaatsgevonden.

Dit heeft interessante inzichten en aanvullingen op elkaars verhalen opgeleverd. We gaan terug in de tijd naar de jaren vanaf ongeveer 1970. Voorafgaand aan de officiële oprichting was er volgens Ad I en Peter I in soos De Hel al één vorst geweest of misschien wel twee. Want het jaar voordat Jan van Berlo tot eerste onofficiële vorst der Vuurvreters gekroond werd was er daar een carnavalsbal waar volgens Ad I en Peter I ene Adje van Berlo als vorst tevoorschijn kwam nog tijdens carnaval. Hier was dus geen sprake van enige vereniging maar meer van een spontane actie, maar misschien is het “vuurtje” hier toen wel mee aangestoken.

In het jaar daarna is er blijkbaar door een aantal van deze jongeren besloten om toch een club op te richten waarvan Jan van Berlo toen vorst is geworden. Dit heeft hij ook beschreven in het verhaal “De oprichting” wat te lezen in het artikel hierboven

Na het jaar van Jan is volgens Cor I in een vergadering bij het Vossenkamp besloten om ermee door te gaan en is uiteindelijk Cor gekozen tot de eerste officiële vorst van De Vuurvreters. De meeste jongens waren toen nog vrijgezel op een paar na. De meiden die toen verkering hadden met één van de jongens van de raad werden dansmariekes en zodoende waren er in het eerste jaar twee, drie of vier dansmariekes. Waarom twee, drie of vier? Omdat zowel Cor I, Ad I, Peter I en Margriet Van Hees hierover in eerste instantie verschillende aantallen noemden. Wat we uiteindelijk wel zeker weten is dat er in elk geval twee waren, namelijk Margriet en Trudy, die in dat jaar ook nog iets van een dans hebben laten zien. Of er nog één of twee anderen bij zijn geweest is niet geheel duidelijk.

Qua kleding was er in die periode nog helemaal niets geregeld, dus werd deze gehuurd bij An Bouw in de Pandelaar. Peter I vertelt: “Ik weet nog goed dat we daar de winkel binnen stapten en dat we als groep die pakken gingen huren. An vroeg of het voor de carnaval was, want dat was toch eigenlijk niet de bedoeling, daar waren het te nette pakken voor!!” Cor I vervolgt: “Het waren van de felrode broeken met lange zwarte slipjassen. Wij gingen dan tijdens die dagen bij ons moeder eten. We hadden dan al vanaf ’s morgens 10:00 uur bij het Vossenkamp gezeten en al behoorlijk wat bier gedronken. Bij ons moeder aten we hachee en deze beviel blijkbaar niet bij iedereen goed, want toen we terug gingen naar het Vossenkamp lag er overal hachee in de heg, en niet alleen in de heg maar ook over die pakken!!” Peter I zegt hier ook nog over: “Ja, en we hadden toen ook nog z’n nummer van Bonnie St. Claire – Clap your hands and stamp your feet en dan zakten we door onze knieën en gingen per ongeluk op de uiteinden van die slipjassen staan. Je kan wel raden wat er gebeurde toen we weer overeind kwamen. Toen we die pakken terug gingen brengen hebben we de mooiste maar voorop gehouden, want bij de andere hingen de losse stukken er nog in!” Ook de dansmariekes hadden toen gehuurde pakken.

Bij de eerste officiële vorst hoorde natuurlijk ook een eigen onderscheiding die uitgereikt kon worden aan andere verenigingen. Omdat er (nog) geen geld in de kas was werden deze zelf gemaakt. Men neme een stukje eternietplaat, zagen hier wat hoekjes vanaf zodat er een achtkantig plaatje ontstaat. Deze dopen we in de rooie menie en plakken daarop een zelf uitgeknipte foto van Cor I, vervolgens schilderen we hierop met een klein penseeltje in witte verf “Vorst Cor I 1972-1973” en de medaille is klaar. Nu nog een koortje er doorheen van groene waslijn en je hebt een onderscheiding. Zodoende werden er honderden medailles gemaakt. Cor I: “We hadden er wel 1000 kunnen maken want die waren we ook wel kwijt gekomen.” De tweede vorst zou volgens Cor I en Peter I Jan van Hout zijn geworden maar dat was vooraf al verraden door hemzelf. Blijkbaar had hij hier ook weddenschappen over afgesloten met anderen en wel zo dat het anderen behoorlijk veel geld zou kostten als dit door zou gaan. Dus werd op dat moment besloten dat hij dat jaar geen vorst meer zou worden en is Ad I als vorst gekozen. Bij Ad I kreeg alles alweer een wat officiëler tintje, zo was er een nieuwe scepter (met het hoofd van Jan Klaasen) en werden de eigen gemaakte medailles vervangen door gekochte. Ook de dansmariekes waren allemaal nieuw, volgens ons een zestal en deze hadden ook een dans ingestudeerd. De pakken van de dansmariekes werden nog steeds gehuurd, maar deze zijn later vervangen door eigen pakken. Paarse pakken met witte hoeden. Of deze pakken gekocht waren of zelf gemaakt is niet geheel duidelijk, maar Ad I en Peter I dachten dat ze zelf gemaakt waren.

Toen Peter I vorst werd is er eigenlijk van alles gebeurd. Zelf zegt hij hierover: “Ik had toen goed contact (lees: héél goed) met alle dansmariekes en deze stemden allemaal op mij, toen was het natuurlijk zo geregeld. Maar achteraf was dit een zwaar jaar. Er ontstond een ruzie tussen Piet Maas en ons over een vat bier en die eindigde met het vertrek van De Vuurvreters uit het Vossenkamp. We zijn toen terecht gekomen in discotheek Hill-in op Den Heuvel, daar waar nu Aslan zit. We zaten daar alleen binnen tijdens carnaval en af en toe kwam er eens een bekende binnen. Dat vond ik niet zo leuk. Aan het einde van dat jaar is het ook weer bijgelegd en gingen we weer terug naar het Vossenkamp”. Dit was nog niet alles, want de stille oorlog zoals Jan van Berlo in zijn verhaal beschrijft kreeg in dat jaar een hoogtepunt. Peter vervolgt: “In dat jaar hebben we ook niet deelgenomen aan de optocht. En Sjef Snijders die toen prins was bij de Drumknaauwers die kende ik toen goed en hij vond dat niet leuk. Deze oorlog is toen uitgevochten in de media met als resultaat dat wij (of Jan van Berlo) uitgeroepen werden tot zwarte schaap. In dat jaar heb ik ook twee keer foto’s moeten laten maken want alle officiële foto’s waren weg! Dus ik heb twee officiële foto’s namelijk een serie in zwart/wit en een serie in kleur”.Als we vragen of er toen ook al een bestuur was dan geven Ad I en Peter I aan dat er toen, net zoals nu, eigenlijk ook maar een man was die grotendeels alles regelde en dat was Jan van Berlo. In de jaren daarna werd het wat officiëler en kwam er een secretaris en een penningmeester. De namen van Sjakie Rovers, Johnny Morlog en Bert van Venrooij worden hierbij meerdere malen genoemd. Een leuke opmerking van Ad I: “Ik vond toen, en eigenlijk nu nog, dat carnaval iets was voor vrijgezellen. Of je nou wel of geen geld had maakte niet uit, ga maar mee, we komen dees doag wel dur en we zien wel waar we eindigen!

Aldus de mannen van toen Cor I, Ad I & Peter I. Wij hebben van hun nog veel meer leuke verhalen en anekdotes gehoord, maar deze pasten niet meer in dit stuk. Vraag het hun of een andere ex-vorst zelf eens als ze binnenkomen tijdens een van de festiviteiten. Als het goed is dragen ze een witte pet met daarop het logo van de club en hun eigen naam.